Het is al eens in eerdere blogs voorbijgekomen. Een arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer kan op verschillende manieren beëindigen. Een van die manieren is door ontslag met wederzijds goedvinden. De werkgever en werknemer sluiten dan een beëindigingsovereenkomst, ook wel vaststellingsovereenkomst genoemd. Maar wat nu als je na het ondertekenen van de beëindigingsovereenkomst erachter komt dat je toch liever niet had willen tekenen? De wet heeft daar een oplossing voor: het bedenkrecht.
Beëindigingsovereenkomst
Door het sluiten van een beëindigingsovereenkomst komen partijen er samen in goed overleg uit, zonder dat daar een ontslagprocedure voor gevolgd moet worden. Het is raadzaam om een beëindigingsovereenkomst goed te laten controleren, vanwege het recht op een mogelijke WW-uitkering voor de werknemer.
In de beëindigingsovereenkomst worden afspraken gemaakt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Denk daarbij onder andere aan afspraken over de einddatum, de beëindigingsvergoeding, afspraken omtrent de vakantiedagen of afspraken over het geldende concurrentie- en relatiebeding.
Omdat er belangrijke afspraken worden gemaakt in de beëindigingsovereenkomst, heeft de wetgever ter bescherming van de werknemer besloten dat de werknemer de mogelijkheid moet krijgen om de beëindigingsovereenkomst na ondertekening alsnog te ontbinden.
In de wet (artikel 7:670b lid 2 BW) is om die reden opgenomen dat de werknemer het recht heeft om een beëindigingsovereenkomst binnen veertien dagen te ontbinden. Dit wordt het bedenkrecht van de werknemer genoemd.
Termijn bedenkrecht
De termijn voor het inroepen van het bedenkrecht is in beginsel veertien dagen. In de beëindigingsovereenkomst staat meestal de volgende bepaling opgenomen, althans iets in die trant:
“Werknemer heeft eenmalig het recht om deze overeenkomst zonder opgaaf van redenen binnen veertien (14) dagen na ondertekening van deze overeenkomst middels een schriftelijke verklaring gericht aan Werkgever te ontbinden”.
Als werkgever nalaat om de werknemer in de beëindigingsovereenkomst te wijzen op de bedenktermijn en bovenstaande bepaling dus niet opneemt in de beëindigingsovereenkomst, dan bedraagt de termijn niet veertien dagen, maar drie weken.
Ingangsdatum
De bedenktermijn gaat in na de datum waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, althans dat zegt de wet. De wet geeft niet met zoveel woorden aan wanneer dit precies is. In de toelichting op de wet wordt deze onduidelijkheid niet weggenomen. Daarin wordt immers aangegeven dat de bedenktermijn gaat lopen op het moment dat de werknemer de overeenkomst ondertekend en niet het moment wanneer de werknemer of de gemachtigde van de werknemer de beëindigingsovereenkomst aanvaard. Dit wordt direct in zin daarop tegengesproken door te betogen dat het de vraag is of dit juist is omdat een overeenkomst die wordt gesloten door partijen bij de arbeidsovereenkomst ook bindende kracht heeft. In de rechtspraak zie je vaak dat het moment dat partijen overeenstemming bereiken als ingangsdatum wordt genomen en niet het moment van ondertekening, maar er blijft ruimte voor discussie.
Het hangt tevens af van de bepaling die is overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst. In bovengenoemde bepaling staat duidelijk opgenomen ‘(…) binnen veertien (14) dagen na ondertekening van deze overeenkomst (…)’. In dat geval zal dus de de dag na de datum van ondertekening van de overeenkomst de ingangsdatum zijn.
Eisen bedenkrecht
De ontbinding kan door de werknemer worden ingeroepen, door een schriftelijke verklaring binnen de geldende termijn naar de werkgever te sturen. In principe is het vormvrij hoe je de ontbinding inroept. Als het maar schriftelijk is en duidelijk is dat de werknemer tot ontbinding wenst over te gaan.
Niet oneindig
De werknemer kan niet oneindig gebruikmaken van zijn bedenkrecht. In de wet is om die reden een beperking opkomen. Als de werknemer een beëindigingsovereenkomst sluit en gebruikmaakt van zijn bedenkrecht, dan kan hij indien opnieuw een beëindigingsovereenkomst wordt gesloten niet opnieuw gebruikmaken van zijn bedenkrecht. Hier geldt een termijn voor van zes maanden.
Bijvoorbeeld: sluit de werknemer een eerste beëindigingsovereenkomst en ontbindt hij deze en sluit hij vervolgens 2 maanden later opnieuw een beëindigingsovereenkomst, dan kan hij geen gebruikmaken van zij bedenkrecht. Sluit de werknemer echter na zeven maanden een nieuwe beëindigingsovereenkomst, dan kan hij de overeenkomst wel weer ontbinden binnen veertien dagen.
Dwingend recht
Hetgeen hierboven is besproken is vastgelegd in de wet. Deze bepalingen zijn van dwingend recht en daarvan kan dus niet worden afgeweken. Werkgever en werknemer kunnen dus niet afspreken dat de bedenktijd korter zal zijn dan 14 dagen.
Contact
Heeft u vragen over de beëindigingsovereenkomst, het inroepen van de bedenktermijn of andere arbeidsrechtelijke vragen, neem dan gerust contact met ons op.