Woensdagochtend, 7:00 uur
De radio springt aan op het nieuws van zeven uur. De nieuwslezeres vertelt dat er meer vrouwen onder de grootverdieners zijn. Het bericht maakt nieuwsgierig. De vrouwelijke grootverdieners blijken zich vooral te bevinden in beroepen waar traditioneel veel vrouwen werkzaam zijn, zoals in de zorg. In de bouw zijn ze nauwelijks vertegenwoordigd.
Dat laatste is voor mij herkenbaar. Vanaf het begin dat ik werkzaam ben in de bouw- en vastgoedpraktijk, heb ik slechts een enkele keer met een vrouwelijke opdrachtgever aan tafel gezeten. De meeste opdrachtgevers (grootverdiener of niet) zijn dus man (het lijkt voor de hand te liggen, maar ik zeg dit omdat men er tegenwoordig ook voor kan kiezen zich X te voelen, daarvan ken ik er (nog) geen). Van een vies toilet in een bouwkeet en posters met schaarse geklede jonge dames kijk ik al lang niet meer op. Veel van mijn collega’s in dit rechtsgebied zijn man en voor zover ik mij kan herinneren zijn alle wederpartijen altijd man geweest. Ook in zittingszalen ben ik regelmatig de enige vrouw.
Natuurlijk generaliseer ik als ik zeg dat de bouw- en vastgoedwereld gekenmerkt wordt door stoere mannenpraat, grote horloges en kalenders met blote vrouwen. In beginsel niks mis mee, maar bij een hoog gehalte testosteron en een gering percentage diversiteit, gaan bij conflicten hakken sneller in het zand en wordt bij stevige standpunten met de vuist op tafel geslagen. Men zoekt sneller de strijd, dan het compromis. “Schikken is voor mietjes”, lijkt vaak het devies.
Woensdagochtend, 8:30 uur
Een bouwgeschil waarbij ik al enige tijd betrokken ben, dreigt naar de Raad van Arbitrage te gaan. Mijn juridisch onderbuikgevoel zegt me dat we dat moeten voorkomen en dat er wellicht andere oplossingen zijn. Oplossingen die eerder vanwege het bij het conflict betrokken testosteron, niet op tafel kwamen. Ik bespreek de mogelijkheden met mijn opdrachtgever, ééntje die qua karakter wat gemoedelijker van aard is. Hij vraagt mij in het gesprek, hoe ook andere, vergelijkbare conflicten beter opgelost zouden kunnen worden (“ja, ik kan natuurlijk altijd jou bellen, maar wat zou ik zelf nog meer kunnen doen in mijn bedrijf?”). Mijn – voor hem – onverwachte antwoord is: neem een vrouw aan in je bedrijf voor de communicatie met de klant. En probeer bij conflicten uit het zand te blijven.
Donderdagochtend, 9:30
Een hoorzitting in Amsterdam. Vijf man sterk komt de wederpartij de zaal binnen. Of het Amsterdams is dat weet ik niet, maar veel fatsoen komt er tijdens de hoorzitting niet aan te pas. Op de man (vrouw) spelen wordt niet geschuwd, maar hoe meer ze dat doen, hoe meer plezier ik er in krijg. Kennelijk heb ik een punt en ik hou wel van een potje verbaal matten. Mits beleefd. Dat dan weer wel.
De verbale matpartij is vermakelijk, maar ik begrijp de opstelling van de Amsterdammers niet. Hij is vanuit economisch perspectief contraproductief. Met minder geschreeuw en meer luisteren, zouden ze het dossier al lang hebben kunnen oplossen. Want oplossingen bereiken, dát is de grootste verdienste.