Ik heb al eerder geblogd over de horecavergunning en de toets of een exploitant wel van goed levensgedrag is. Het bevoegd gezag mag deze toets uitvoeren. Men doet dit om te voorkomen dat er geld wordt witgewassen in de horeca, maar ook om te voorkomen dat er mensen met een criminele achtergrond in de horeca terechtkomen. Tenminste, dat is de achtergrond van deze regeling. In de praktijk komt het nog wel eens voor dat mensen die lang geleden een strafbaar feit hebben gepleegd alsnog géén horecaonderneming kunnen starten in een bepaalde gemeente. Dat voelt voor veel ondernemers als onrechtvaardig: zij zijn lang geleden een keer in de fout gegaan en worden nu nog gestraft doordat de gemeente geen vergunning af wilt geven. Een ondernemer die met zo’n situatie te maken kreeg heeft onlangs deze kwestie voorgelegd aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Casus
In deze zaak heeft de burgemeester van Den Helder een aanvraag voor een drank- en horecavergunning en een exploitatievergunning afgewezen. De burgemeester meent dat de aanvrager van slecht levensgedrag is, omdat hij tijdens de verbouwing van het horecapand twee personen met een niet-Nederlandse nationaliteit aan het werk had, zonder dat daar een tewerkstellingsvergunning voor was verleend. Hiermee zou de toekomstige exploitant in strijd hebben gehandeld met de Wet arbeid vreemdelingen.
Proportionaliteitstoets
De exploitant heeft – ook bij de rechtbank – aangevoerd dat hij meent dat de burgemeester een proportionaliteitstoets had moeten aanvragen. Wellicht dat hij de Wet arbeid vreemdelingen heeft overtreden, maar het weigeren van een vergunning staat niet in proportie met die overtreding, aldus de exploitant. Daar komt nog eens bij dat de exploitant in financiële nood zou geraken als hij de horecazaak niet kan exploiteren. Met andere woorden: er is de exploitant veel aan gelegen om het oordeel dat dat hij van slecht levensgedrag zou zijn van tafel te krijgen.
Oordeel Raad van State
De Afdeling gaat echter niet mee in zijn betoog. De Raad van State oordeelt dat het niet verlenen van een vergunning geen punitieve sanctie is. Bij het weigeren van een vergunning gaat het er namelijk om of iemand iets kan krijgen wat hij nog niet heeft (namelijk de vergunning). Bij een punitieve sanctie zou iemand iets wat hij al heeft moeten verliezen. De burgemeester hoefde daarom geen proportionaliteitstoets in de zin van de Awb uit te voeren.
Slecht levensgedrag
De Afdeling gaat ook nog in op het criterium ‘slecht levensgedrag’. De Afdeling herhaalt dat de toets of iemand al dan niet van slecht levensgedrag is, mag worden uitgevoerd in het kader van een horeca-vergunning. De burgmeester heeft daarin wel beoordelingsruimte, maar die beoordelingsruimte zit in de vraag of iemand van slecht levensgedrag is. De burgemeester kan daarbij niet kijken naar wat uiteindelijk de gevolgen voor iemand (persoonlijk) zijn. De Afdeling oordeelt ook dat een overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen voldoende is om aan te nemen dat de exploitant van slecht levensgedrag zou zijn.
Tips
Hou er rekening mee dat strafrechtelijke feiten uit het verleden u in de weg kunnen zitten bij het aanvragen van een horecavergunning. Dat kan ook een reden zijn om – zelfs bij lichte overtredingen – in beroep te gaan bij de strafrechter of bestuursrechter. Mocht een burgemeester een horecavergunning weigeren, dan moet hij die weigering wel goed onderbouwen. Bij ALEX advocaten kunnen wij u helpen om te beoordelen of de burgemeester terecht tot zijn oordeel is gekomen. Indien nodig kunnen wij bezwaar en beroep instellen tegen de weigering van de horecavergunning.