Deze blog beschrijft de juridisch routekaart onder de Omgevingswet voor omgevingsvergunningen voor een zelfstandige waterstoffabriek. Ik beschrijf ook de indieningsvereisten voor een omgevingsvergunning. Dit is de geactualiseerde versie van de blog die eerder verscheen.
Inleiding
Ik begin met algemene informatie over waterstof en elektrolyse. Ook zal ik het algemene kader van het omgevingsrecht beschrijven. Wetsartikelen en relevante informatiebronnen zijn voor de leesbaarheid opgenomen in voetnoten of hyperlinks.
Waterstof
Waterstof is een veelzijdig chemisch element (H2).[1] Het wordt veel toegepast in de chemische industrie, waar het veelal wordt opgewekt door middel van gas (“grijze waterstof”). De zogenaamde “blauwe waterstof” wordt opgewekt met gas, maar de vrijkomende CO2 wordt afgevangen. Groene waterstof is gemaakt met groene stroom.
Waterstof kan gebruikt worden als brandstof (bijvoorbeeld bij de productie van staal). Bij het omzetten van groene stroom naar waterstof en weer terug komt geen CO2 vrij. Waterstof kan ook een energiedrager zijn die een brandstofcel (fuelcell) van een vrachtwagen of graafmachine kan aandrijven. Als energiedrager kan waterstof een bijdrage leveren aan het opslaan van groene stroom.[2],[3]
In het Nationaal Programma Energie systeem (“NPE”) vervullen blauwe en groene waterstof een rol in het energiesysteem van de toekomst, om de klimaatdoelen van 2030 en 2050 te halen.[4],[5]
Waterstof maken door middel van elektrolyse
Waterstof kan op verschillende manieren worden gemaakt. Eén ervan is met behulp van een waterelektrolyser.[6] Dit is voor zover hier van belang en kort samengevat een installatie waarmee – met behulp van elektriciteit[7] – water gesplitst wordt in waterstof en zuurstof. Bij dit proces ontstaat ook warmte. Zuurstof en warmte worden vaak niet gebruikt, maar verdwijnen in de lucht. Waterstof wordt onder druk vloeibaar gemaakt en opgeslagen in tanks.[8]
Vermogen
Elektrolysers zijn er in verschillende vermogens. Op dit moment spreken we nog over capaciteiten in ‘MegaWatt’ (formaat: zeecontainer), maar in de toekomst wil de overheid naar elektrolysers met capaciteiten in ‘GigaWatt’ (formaat: grote fabriekshal). Niet alleen het vermogen is van belang. Ook de hoeveelheid waterstof die wordt geproduceerd telt mee: het vermogen * het aantal uren dat de installatie werkzaam is per jaar bepaalt de opbrengst in kilo’s waterstof.
Waterstoffabriek
Waterstof kan bij een bedrijf zelf worden gemaakt, om in het eigen productieproces te gebruiken. Het is dan één van de activiteiten op het terrein van een bedrijf. Het produceren van waterstof kan ook de enige activiteit van een bedrijf zijn. Ik noem dit gemakshalve even een ‘waterstoffabriek’.
Enkelvoudige activiteit
Deze fabriek produceert de waterstof en transporteert deze naar elders, bijvoorbeeld in ‘tubes’ die waterstoftankstations beleveren. Deze fabriek zou ook kunnen functioneren als een plaatselijke batterij. Tot slot zou de fabriek de waterstof direct (ter plaatse) in buisleidingen onder de grond kunnen brengen voor ondergronds transport.
Deze routekaart ziet op de zelfstandige waterstoffabriek die geen onderdeel uitmaakt van een andere activiteit.
Omgevingsrecht
Het omgevingsrecht gaat over de regels die gelden voor het gebruik van de fysieke leefomgeving en activiteiten die in de leefomgeving kunnen plaatsvinden. Het omgevingsrecht bevat regels ter bescherming van de fysieke leefomgeving. Het omgevingsrecht raakt ons dus allemaal: burgers, bedrijven en overheden. Het omgevingsrecht is beschreven in de Omgevingswet (“Ow”), Algemene maatregelen van bestuur (“Amvb”) en Ministeriële regels.
Omgevingsvergunning
Omgevingswet stelt activiteiten centraal en bepaalt wanneer je er een omgevingsvergunning voor nodig hebt, wanneer activiteiten vergunning vrij zijn en geeft algemene regels voor activiteiten. Daarbij wordt specifiek gekeken naar de gevolgen van de activiteit (denk in elk geval aan geluid, gevaar, geur, emissies) voor de fysieke leefomgeving.
Activiteiten
In artikel 5.1 Ow is bepaald dat het verboden is zonder omgevingsvergunning bepaalde activiteiten uit te voeren. Voor het onderwerp van deze presentatie (de waterstoffabriek) zijn in elk geval van belang de omgevingsplanactiviteit, de Natura-2000 activiteit, de bouwactiviteit, de milieubelastende activiteit, de lozingenactiviteit en de flora- en fauna-activiteit.
Omgevingsplanactiviteit
Eén van de kerninstrumenten in het omgevingsrecht is het omgevingsplan.[9] In omgevingsplannen bepaalt de gemeenteraad welke functies op welke plaats passend zijn en wat je mag bouwen of doen zonder vergunning of waar je juist wel een vergunning voor nodig hebt.
Een omgevingsplanactiviteit[10] is een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die niet in strijd is met het omgevingsplan, of een activiteit waarvoor in het omgevingsplan is bepaald dat het is verboden deze zonder omgevingsvergunning te verrichten en die wel in strijd is met het omgevingsplan, of een andere activiteit die in strijd is met het omgevingsplan.
Omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit
Een initiatiefnemer die een waterstoffabriek wil oprichten, kijkt als eerste in het omgevingsplan van de gemeente of activiteit (het exploiteren van een waterstoffabriek) is toegelaten binnen het grondgebied van de gemeente. Het spreekt voor zich dat een waterstoffabriek niet in een woonwijk zal passen. Een bedrijventerrein komt daar eerder voor in aanmerking of een perceel braakliggende grond aansluitend op een bedrijventerrein.
SBI-lijst
Een waterstoffabriek staat meestal niet met zoveel woorden genoemd als toegelaten activiteit in een omgevingsplan. In de meeste omgevingsplannen voor een bedrijventerrein moet je goed kijken welke bedrijfsactiviteiten zijn toegelaten en tot welke ‘categorie’. Vaak verwijst een omgevingsplan naar de SBI-lijst.[11]
Let op: veel gemeenten strepen activiteiten weg uit deze lijst of brengen wijzigingen aan. Je moet dus bij ieder omgevingsplan in de lijst op zoek gaan naar wat toegelaten is. Het is niet zeker onder welke categorie een waterstoffabriek valt. Waarschijnlijk categorie 4.1 of hoger.[12],[13]
Buitenplanse omgevingsvergunning
Als de activiteit niet past binnen het omgevingsplan, dan moet een aanvraag worden ingediend voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (“bopa”).[14] De aanvraag wordt getoetst aan hoofdstuk 8 van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De onderbouwing van de aanvraag is in beginsel gelijk aan de onderbouwing van een omgevingsplan. Dat betekent dat alle sectorale aspecten zoals stof, geur, geluid en externe veiligheid moeten worden getoetst.
Gevaar
Voor activiteiten met waterstof gaat het met name om een beoordelen van externe veiligheid. De norm voor externe veiligheid is het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar (PR 10-6) waarbinnen zich geen (zeer) (beperkt) kwetsbare gebouwen of locaties mogen bevinden.
Geluid
Een ander belangrijk ruimtelijk effect van een waterstoffabriek is het geluid dat gepaard gaat met de compressoren die nodig zijn om de waterstof onder druk in tanks en tubes op te slaan. Daarom zal een waterstoffabriek in het algemeen niet alleen vanwege veiligheid, maar ook vanwege geluid op aanzienlijke afstand van gevoelige functies zoals woonhuizen, scholen of zorginstellingen moeten zijn gesitueerd. In veel gevallen is een geluidsgezoneerd industrieterrein daarom het meest logisch als vestigingslocatie.
Participatie
De Omgevingswet stelt ‘participatie’ van burgers, bedrijven en organisaties in een vroegtijdig stadium van de ontwikkeling van een initiatief centraal. Het gaat hier om het betrekken van partijen bij het besluitvormingsproces vóórdat de formele besluitvorming in een procedure plaatsvindt.
Participatieplicht
Voor de bopa kan de gemeenteraad gevallen van activiteiten aanwijzen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een bopa, kan worden ingediend.
Participatieplan
Aan de vorm van de participatie worden soms wel en soms geen eisen gesteld. Dit verschilt per gemeente. Afhankelijk van de beoogde locatie van de waterstoffabriek kan de participatie beperkter of uitgebreider worden vormgegeven.
De kring van betrokkenen wordt mijns inziens logischerwijs begrensd door de externe veiligheids-risicocontour. Iedere onderneming, instelling of burger die daarbinnen valt, dient te worden betrokken in de procedure.
Motivering besluit
In een besluit om een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit te verlenen, wordt op tal van punten getoetst of uit de aangeleverde informatie blijkt dat de activiteit geen onaanvaardbare gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft.
Als er afgeweken moet worden van het omgevingsplan, beschrijft de motivering van het besluit waarom de activiteit met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties aanvaardbaar is.[15] In dit kader komen bijvoorbeeld de veiligheidsafstanden uit het Bkl aan bod (§ 5.1.2.2 Bkl).
Omgevingsvisies van de gemeente, de provincie of de nationale overheid zullen verder het algemene kader vormen voor deze motivering. Aan de motivering worden zwaardere eisen gesteld, als de inbreuk op het geldende omgevingsplan groter is en lichtere eisen als de inbreuk geringer is.
Omgevingsvergunning voor de (technische)bouwactiviteit
Bouwwerken moeten voldoen aan de bouwregels die zijn opgenomen in het omgevingsplan, maar ook aan het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). De ’technische bouwactiviteit’ omvat het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
De vergunningplicht staat in de artikelen 2.25 en 2.26 van het Bbl. Daarbij zal als het gaat om de opslagtanks voor waterstof de (brand)veiligheid een belangrijk aandachtspunt zijn. Er zijn inmiddels verschillende kennisdocumenten gemaakt door RVO,[16] het NIPV[17] en andere instanties.
Als een activiteit past binnen het omgevingsplan en als de bouwwerken die bij de waterstoffabriek horen ook passen binnen de bouwregels, dan kan een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit en voor de (binnenplanse)bouwactiviteit worden verleend.
Omgevingsvergunning milieubelastende activiteit
Het produceren van waterstof door middel van elektrolyse kwalificeert als een milieubelastende activiteit die valt onder de categorie ‘basischemie’.[18],[19] Dit betekent dat de activiteit nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken.[20],[21] Naast een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit, is daarom in beginsel een omgevingsvergunning nodig voor de milieubelastende activiteit. Deze vergunningplicht geldt naast algemene landelijke regels die gelden voor alle bedrijfsactiviteiten.
Met ‘in beginsel’ wordt gedoeld op het volgende. Er zijn voor de waterstoffabriek twee opties:
- de fabriek heeft de omvang van een industriële productielocatie en is vergunningplichtig;
- de fabriek is kleinschalig en valt onder de zorgplichtbepalingen, er kunnen maatwerkvoorschriften worden opgelegd.
Beide opties worden hierna uitgewerkt.
IPPC-installatie
Bedrijven in de basischemie worden als ‘complex bedrijf’ aangemerkt. De productie eenheid waarmee waterstof wordt geproduceerd, kwalificeert als een IPPC-installatie omdat het gaat om “de fabricage van anorganisch-chemische producten, zoals: gassen, zoals ammoniak, […], stikstofoxiden, waterstof, […]”. Er moet wel sprake zijn van een ‘industriële schaal’. Inmiddels is in de herziening van de Rie[22] opgenomen dat het gaat om een IPPC-installatie bij een productie van meer dan 50 ton per dag.[23]
Seveso-inrichting
Als een waterstoffabriek meer dan 5 ton waterstof (aanwezig kan hebben op een bepaald moment), dan wordt die activiteit ook aangewezen als “Seveso inrichting”.[24],[25],[26] Voor dit type grootschalige waterstoffabrieken is een handleiding vergunningverlening gemaakt door samenwerkende omgevingsdiensten.[27]
Toetsingskader/voorschriften
BBT
Een waterstoffabriek moet voldoen aan de eisen van de beste beschikbare technieken (BBT), waaronder:
- energie-efficiëntie (optimalisatie van het elektrolyseproces om energieverlies te voorkomen);
- emissiereductie (beperking van NOx en andere emissies);
- afvalbeheer (verantwoorde verwerking van reststromen zoals zuurstof en warmte);
- veiligheid (maatregelen om waterstoflekkages en explosies te voorkomen).
Externe veiligheid
Een omgevingsvergunning voor een milieubelastende activiteit wordt getoetst aan de veiligheidsafstanden (artikel 8.12 Bkl). De veiligheidsafstanden staan in bijlage VII van het Bkl. Voor activiteiten met waterstof gaat het om de regels in Tabel 4.1. Denk hierbij aan:
- plaatsgebonden risico (PR – voldoen aan de grenswaarde van 10-6 per jaar);
- beheersmaatregelen (implementeren van risicobeperkende maatregelen zoals dubbele wanden, lekdetectie en veiligheidskleppen);
- QRA (voor grootschalige installaties kan een kwantitatieve risicoanalyse verplicht zijn).
Ontwerp installatie
Voor de inrichting en de installatie gelden eisen die aan het ontwerp van de installatie worden gesteld, zodat rekening wordt gehouden met explosieveiligheid en bijvoorbeeld drukapparatuur die aan bepaalde regels voldoet.
Prakijkinformatie
In de tot nu toe verleende vergunningen valt op dat voor het toetsingskader/voorschriften zoveel mogelijk wordt aangesloten bij NEN-normen of PGS-richtlijnen waar elementen uitgehaald worden die van toepassing zijn. Er is nog geen eigen BBT of BREF document dat op de waterstoffabriek ziet.
PGS 40
Er is wel een PGS 40 in de maak die specifiek gericht zal zijn op de productie en de veilige opslag van waterstof door middel van elektrolyse. Het is nog niet bekend wanneer die wordt gepubliceerd.
Maatwerkvoorschriften
Als de omvang van de waterstoffabriek kleiner is dan 50 ton per dag, is er geen sprake van een IPPC-installatie. De activiteiten vallen dan onder de algemene zorgplicht van artikel 2.11 van het Bal en van artikel 22.44 van het Omgevingsplan. Er staan in het Bal geen specifieke regels voor elektrolyse van waterstof. Het bevoegd gezag kan in dat geval eisen stellen aan de activiteit door middel van het opleggen van maatwerkvoorschriften op grond van het omgevingsplan.[28]
Houdt hierbij rekening dat zoveel mogelijk zal worden aangesloten bij de eisen die gelden voor industriële installaties.
M.e.r. beoordeling
Bij de oprichting van een waterstoffabriek moet een beoordeling worden gemaakt van de mogelijke milieugevolgen (bij vormvrije m.e.r. beoordeling).[29],[30]
Bevoegd gezag
Gedeputeerde Staten van de provincie waarbinnen het bedrijventerrein is gesitueerd, zijn het bevoegd gezag om een besluit te nemen op de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de milieuactiviteit, voor zover er sprake is van een IPPC-installatie.[31]
Gedeputeerde Staten zijn in dat geval ook het bevoegd gezag voor het verlenen van een vergunning voor een omgevingsplanactiviteit.[32]
Advies en instemming
Burgemeester en Wethouders van de gemeente waaronder het bedrijventerrein valt, zijn bevoegd om advies te geven over de aanvraag en hebben instemmingsrecht met betrekking tot een voorgenomen besluit.[33]
Voor zover het gaat om een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, heeft ook de gemeenteraad een adviesbevoegdheid voor het verzoek om instemming.[34]
Bij het opleggen van een maatwerkvoorschrift, zijn Burgemeester en Wethouders weer het bevoegd gezag.
Procedure
Formeel bedraagt de proceduretijd om een omgevingsvergunning te krijgen voor de omgevingsplanactiviteit en de milieu(belastende) activiteit van aanvraag tot verlening 26 weken. In de praktijk worden deze termijnen vaak niet gehaald. De meeste tijd gaat zitten in de voorbereiding van de aanvraag en de voortoetsing daarvan.
Rechtsbescherming
Gedeputeerde Staten leggen een ontwerpbesluit ter inzage, waarop derden kunnen reageren door middel van een zienswijze. Tegen een definitief besluit, kan beroep worden ingesteld.
Indieningsvereisten
Een initiatiefnemer moet voldoende gegevens verstrekken aan het bevoegd gezag om de aanvraag te kunnen beoordelen. De indieningsvereisten zijn algemeen geformuleerd.[35]. Er zal in elk geval zoveel informatie moeten worden aangeleverd, dat kan worden beoordeeld of de activiteit past binnen het omgevingsplan en of de milieubelasting die met de activiteit gepaard gaat, voldoet aan de regels die daarvoor gesteld zijn.
Dit betekent dat heel veel aspecten van de activiteit die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, in beeld moeten worden gebracht. Denk in elk geval aan aspecten van geluid, gevaar, verkeer, stikstofemissies en dergelijke.
Op basis van onderzochte vergunningen[36], kan in elk geval gesteld worden dat het volgende onderzoeksdossier moet worden aangeleverd:
- Algemeen: een toelichting op de aanvraag;
- Algemeen: een vormvrije m.e.r. beoordeling;
- Tekening van het terrein (op schaal) en tekeningen van de voorgenomen bouwwerken en installaties;
- Akoestisch onderzoek (o.a. i.v.m. compressoren);
- Bodemonderzoek (omdat men niet mag bouwen op verontreinigde grond);
- Kwantitatieve risico-analyse (“QRA”) om te beoordelen welke risicocontouren eventueel gelden en of deze passen bij de functies die in de omgeving van de elektrolyser reeds aanwezig zijn of toegelaten zijn;
- Brandveiligheidsonderzoek;
- Ecologisch onderzoek in verband met de eventuele natuurwaarden die op de beoogde bouwlocatie aanwezig zouden kunnen zijn;
- Watertoets;
- De installatie moet ontwikkeld en gebouwd worden met inachtneming van de ‘beste beschikbare technieken’ voor het project (de BBT-toets);
- Een Aeriusberekening, ook wel bekend als stikstofonderzoek, waarmee wordt aangetoond of de activiteit gevolgen heeft voor Natura-2000 gebieden;
- Beoordeling Besluit bouwwerken leefomgeving (voorheen: Bouwbesluit, MPG-gebouwen en energieprestatie.
Bovenstaande opsomming is niet uitputtend bedoeld. De stukken die worden ingediend bij het bevoegd gezag, worden beoordeeld door de omgevingsdienst die in de regio (op basis van mandaat) de bevoegdheid heeft om de stukken te controleren en eventuele nadere aanvullingen te verlangen.
Ander omgevingsvergunningen?
Het kan zijn dat er naast een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit (het bouwen en het gebruiken van een locatie op een bedrijventerrein) en voor de milieuactiviteit (het mogen exploiteren van een waterstoffabriek) ook nog andere omgevingsvergunningen nodig zijn. Bijvoorbeeld voor een Natura-2000 activiteit (de natuurvergunning). Dit is van belang als de waterstoffabriek in de omgeving ligt van een Natura-2000 gebied.
Tot slot
De informatie in deze presentatie is bedoeld om een routekaart te bieden om te navigeren in de juridische aspecten van de bouw en exploitatie van waterstoffabrieken onder de Omgevingswet. Deze informatie vervangt geen specifiek juridisch advies. Voor een project-specifieke beoordeling is het raadzaam om advies op maat te vragen.
[1] https://www.tno.nl/nl/duurzaam/co2-neutrale-industrie/schone-waterstofproductie/15-dingen-die-je-moet-weten-waterstof/
[2] Waterstof als ‘batterij’ heeft een belangrijk voordeel (je kunt veel energie, voor lange tijd opslaan) en een belangrijk nadeel: het proces van elektrolyse (naar waterstof en terug naar stroom) leidt tot verlies van de energie die je er in stopt. Zie voor meer informatie deze link naar de website van Milieu Centraal.
[3] Zie ook deze toolbox van het NIPV met informatie over waterstof: https://nipv.nl/onderzoek/waterstof/#toolbox-waterstof
[4] https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2023/12/01/nationaal-plan-energiesysteem-definitief-vastgesteld
[5] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzame-energie
[6] Deze blog op de site van Demaco vind ik informatief over de verschillende ‘soorten’ waterstof en de verschillende manieren van produceren: https://demaco-cryogenics.com/nl/cryogenics/alles-over-vloeibare-waterstof/.
[7] Als de energie is opgewekt uit zonne- of windstroom, dan wordt de daarmee geproduceerde waterstof aangeduid als ‘groene waterstof’.
[8] Ik maak weer even gebruik van de website van een bedrijf waarin een proces wordt uitgelegd en inzichtelijk wordt gemaakt hoe waterstof verder wordt getransporteerd: https://www.linde-engineering.com/en/process-plants/cryogenic_plants/hydrogen-liquefiers/index.html
[9] Op dit moment bestaan veel omgevingsplannen in tijdelijke vorm. Dit betekent dat ze zijn samengesteld uit geldende bestemmingsplannen, bepaalde gemeentelijke verordeningen en rijksregels die op 1 januari 2024 naar het niveau van de gemeente zijn gedecentraliseerd en door gemeenten (binnen bepaalde marges) mogen worden aangepast.
[10] Zie definitie in de bijlage bij de Omgevingswet.
[11] Zie: https://vng.nl/artikelen/bedrijven-en-milieuzonering
[12] Zie de bedrijvenlijst, nummer 2466 B Overige chemische productenfabrieken n.e.g., afstand tot gevoelige functies bedraagt 100 meter voor geluid en 200 meter voor gevaar.
[13] Bedrijvenlijst, nummer 2411.3 Vervaardiging van industriële gassen, categorie 5.1, grootste afstand 500 meter vanwege geluid, 300 meter vanwege gevaar.
[14] Zie verder: https://iplo.nl/regelgeving/overzicht-procedures/procedure-aanvraag-omgevingsvergunning-uitgebreid/
[15] Hierbij moet getoetst worden aan de regels van het Besluit kwaliteit leefomgeving (“Bkl”).
[16] https://www.rvo.nl/onderwerpen/waterstof/richtsnoeren-waterstof
[17] https://nipv.nl/wp-content/uploads/2025/03/20241104-NIPV-Kennisbundel-waterstof-in-de-gebouwde-omgeving.pdf
[18] Zie ook: https://iplo.nl/regelgeving/regels-voor-activiteiten/milieubelastende-activiteiten-hoofdstuk-3-bal/complexe-bedrijven/basischemie/
[19] De oprichting van een waterstoffabriek wordt als een milieubelastende activiteit aangemerkt in artikel 3.72 lid 1 sub b Besluit activiteiten leefomgeving (“Bal”).
[20] Onder de Omgevingswet is het begrip ‘inrichting’ vervallen zoals het bekend was tot 1 januari 2024 onder de Wet milieubeheer.
[21] Voor milieubelastende activiteiten gelden algemene rijksregels, regels op decentraal niveau (provincie, gemeente), zorgplichtbepalingen en een algemeen verbod om bepaalde activiteiten uit te voeren zonder vergunning.
[22] https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=OJ:L_202401785
[23] Categorie 4.2 onder a van bijlage I van de Richtlijn Industriële Emissies, zie ook paragraaf 3.3.8, artikel 3.72, onder 1, onder b van het Bal.
[24] https://iplo.nl/regelgeving/regels-voor-activiteiten/milieubelastende-activiteiten-hoofdstuk-3-bal/complexe-bedrijven/seveso-inrichting/
[25] Paragraaf 3.3.1 van het Bal, opvolging van het Besluit risico’s zware ongevallen.
[26] Ter illustratie: de vergunning voor VoltH2 voor de waterstoffabriek bij Vlissingen-Oost heeft een capaciteit van 25 MW en een jaarproductie van circa 2.000 ton waterstof.
[27] https://www.omgevingsdienst.nl/wp-content/uploads/2024/10/De-veiligheid-van-waterstofdragers.pdf
[28] Deze bevoegdheid was voorheen opgenomen in het Activiteitenbesluit. Deze regels zijn gedecentraliseerd naar de gemeente.
[29] De elektrolyser valt onder categorie F5 van bijlage V bij het Omgevingsbesluit (behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën)
[30] Tot 1 januari 2024 viel deze activiteit onder categorie D34.4 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (een installatie, behorend tot de chemische industrie, bestemd voor de behandeling van tussenproducten en vervaardiging van chemicaliën). Zie ook de omzettingstabel van de projecten van bijlage V in relatie tot de mer-richtlijn en het Besluit milieueffectrapportage. Categorie C/D21.6 wordt onder de Omgevingswet categorie F3: Geïntegreerde chemische installaties, zijnde installaties voor de fabricage op industriële schaal van stoffen door chemische omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van: F3 a. organische basischemicaliën; b. anorganische basischemicaliën; […].
[31] Artikel 5.2 lid 1 sub c Ow (de milieubelastende activiteit) en artikel 4.6 lid 1 sub c Omgevingsbesluit in samenhang gelezen met artikel 3.73 lid 1 en artikel 3.72 lid 1 sub b Bal.
[32] Dit is in afwijking van de hoofdregel dat omgevingsvergunningen voor omgevingsplanactiviteiten worden verleend door de gemeente. Zie hiervoor artikel 4.16 Omgevingsbesluit (Ob).
[33] Op grond van artikel 4.20 lid 1 sub b Ob.
[34] Op grond van artikel 4.21 lid 2 Ob.
[35] Deze zijn terug te vinden in hoofdstuk 7 van de Omgevingsregeling (artikel 7.27 Or).
[36] VoltH2 Vlissingen Oost (25 MW), Hysolar te Nieuwegein (2,5 MW, maximale jaarcapaciteit 394 ton), RWE Eemshydrogen, 50 Mw., GldH2 Zutphen (2 Mw).