De Afdeling deed gisteren een interessante (mondelinge) uitspraak, waar juristen hun vingers bij aflikken. Wat was de casus?
Bestemmingsplan
Het bestemmingsplan Vijverhof Nieuwersluis werd op 26 september 2017 door de raad van Stichtse Vecht vastgesteld. Tegen dat besluit is beroep ingesteld. Binnen de beroepstermijn werd ook een schorsingsverzoek ingesteld.
Eerste schorsingsprocedure
Bij uitspraak van 25 april 2018 is het bestemmingsplan door de Afdeling geschorst vanwege enkele geconstateerde gebreken, waaronder de financiële uitvoerbaarheid. De gebreken zijn bij raadsbesluit van 10 juli 2018 hersteld. De schorsing is opgeheven bij uitspraak van 6 november 2018.
Omgevingsvergunning
Op 2 februari 2019 heeft de gemeente Stichtse Vecht een omgevingsvergunning verleend voor bouwen (o.a. voor de renovatie van de monumentale villa op de Vijverhof). De aannemer ging meteen aan de slag met de (voorbereiding van de) bouw.
Tweede schorsingsprocedure
Dat was aanleiding voor belanghebbenden om een tweede schorsingsverzoek tegen het bestemmingsplan in te stellen bij de Afdeling. Ook werd bezwaar gemaakt bij de gemeente en een schorsingsverzoek ingesteld bij de rechtbank tegen de omgevingsvergunning.
Het belangrijkste argument voor het instellen van het tweede schorsingsverzoek bij de Afdeling was dat het niet schorsen van het bestemmingsplan, de bodemprocedure tegen het bestemmingsplan illusoir zou maken. Met de realisatie van het bouwplan op basis van de omgevingsvergunning, was feitelijk sprake van realisatie van het bestemmingsplan.
Tegelen
Vanwege de ‘Tegelenjurisprudentie’ werd de zaak vervolgens op zitting behandeld. Tijn Kortmann heeft in een blog in vijf vuistregels aangegeven hoe deze jurisprudentie werkt in de praktijk.
De Tegelen-jurisprudentie gaat over de situatie waarin de gemeente een omgevingsvergunning voor bouwen verleent op basis van een in werking getreden, maar nog niet onherroepelijk bestemmingsplan. Doordat de procedures bij verschillende instanties en niet tegelijkertijd lopen, kan het voorkomen dat de Afdeling later een bestemmingsplan vernietigt, maar de omgevingsvergunning voor het bouwen in stand blijft.
Casus Vijverhof
In de situatie van de Vijverhof, bood het geldende bestemmingsplan grondslag voor de verlening van de omgevingsvergunning. Dat betekent dat de gemeente op basis van de aanvraag, kort gezegd verplicht was de omgevingsvergunning ook te verlenen.
In de Tegelen-jurisprudentie is de lijn ontwikkeld dat als vóór het indienen van een bezwaarschrift, een schorsingsverzoek wordt ingesteld tegen het nog niet onherroepelijke bestemmingsplan, op het bezwaar niet mag worden beslist totdat uitspraak is gedaan op het schorsingsverzoek. Op grond van deze jurisprudentie is het vervolgens voor de hand liggend dat de voorzieningenrechter waar de omgevingsvergunning ter schorsing voorligt, het verzoek zal toewijzen.
Met deze jurisprudentie in het achterhoofd probeerde belanghebbenden bij de Afdeling opnieuw de schorsing van het bestemmingsplan te bewerkstelligen. Het doel was te voorkomen dat de gemeente tot een besluit op bezwaar zou komen voordat de Afdeling in de bodemprocedure over het bestemmingsplan zou oordelen. Eén van de argumenten van belanghebbenden was dat de Afdeling bij de eerste schorsingsprocedure, nog geen rekening zou hebben gehouden met de verleende omgevingsvergunning.
Anticipatie-jurisprudentie
Bij de voorbereiding van de zitting was ik op zoek naar jurisprudentie over vergelijkbare gevallen. Ik trof die niet. Wel stuitte ik op de uitspraak van de Afdeling van 20 maart 2000 die op een iets andere situatie ziet, namelijk een anticipatiebesluit dat aan de rechter is voorgelegd, terwijl het bestemmingsplan waarop wordt geanticipeerd inmiddels van kracht is geworden. In deze uitspraak oordeelde de Afdeling dat de belanghebbende desondanks nog wel belang behield bij een uitspraak over de rechtmatigheid van de anticipatiebeslissing.
Ook kwam ik bij de uitspraak van de Afdeling van 2 augustus 2007 waarin een plandeel werd geschorst teneinde te voorkomen dat het zelfstandige betekenis zou krijgen in een (separate) anticipatieprocedure. Ik vroeg mij af in hoeverre die jurisprudentie, die op iets andere casussen ziet, relevant zou zijn voor de casus van mijn cliënte.
Mondelinge uitspraak
Staatsraad Hagen wees het tweede schorsingsverzoek echter af. Hij oordeelde op 9 mei dat de eerste voorzieningenrechter weldegelijk bij het opheffen van de schorsing rekening heeft gehouden met de kans dat er een omgevingsvergunning zou kunnen worden verleend. Het enige feitelijke verschil tussen de eerste en de tweede schorsingsprocedure, was de daadwerkelijke verlening van de omgevingsvergunning. Voor de belangenafweging maakt dat volgens de voorzieningenrechter geen verschil, omdat de mogelijkheid van vergunningverlening met de opheffing van de schorsing al open kwam te liggen. De mondelinge uitspraak leest u hier.
Conclusie
De conclusie is dan ook dat het geen zin heeft, tegen een na schorsing in werking getreden bestemmingsplan, een tweede schorsingsverzoek in te stellen, teneinde daarmee invloed uit te oefenen op het verloop van de bezwaarprocedure tegen de omgevingsvergunning. Zo ver reikt Tegelen dus niet.
Ten overvloede: gaan bouwen als een omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is, is altijd voor rekening en risico van de vergunninghouder. Caren Schipperus