Na het recente nieuwsbericht over de uitbreiding van beroepsmogelijkheden bij de rechter, is over dit onderwerp weer iets nieuws te melden. Tot voor kort was de regel dat ‘een ieder’ in het omgevingsrecht een zienswijze mocht indienen, maar alleen ‘een belanghebbende’ in beroep kon. Dat is sinds de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021 gewijzigd.
Nieuwe hoofdregel
Totdat er (eventueel) sprake is van een wetswijziging geldt het volgende:
Wanneer in het omgevingsrecht aan ‘een ieder’ de mogelijkheid is gegeven om een zienswijze in te dienen tegen een ontwerpbesluit, dan mag degene die daarvan gebruik maakt, óók tegen het besluit in beroep gaan. Dit wordt ook wel de ‘actio popularis’ genoemd. Dit betekent dat meer (rechts)personen toegang krijgen tot de bestuursrechter in dit soort zaken (denk aan bijvoorbeeld aan milieuvergunningen, bestemmingsplannen).
En nu?
Het FD kopte gelijk: “Raad van State maakt verzet tegen bouwplannen weer iets makkelijker”. Dat is op zich juist. De kans bestaat dat meer mensen in beroep zullen gaan. Is dat erg? Dat is de vraag. In het bestuursrecht geldt het ‘relativiteitsvereiste’. Dat betekent dat een belanghebbende in een procedure geen beroep kan doen op een norm die niet bedoeld is om diens belang te beschermen. Een voorbeeld hiervan is het Bouwbesluit. Normen uit het Bouwbesluit beschermen de gebruikers van een gebouw en niet omwonenden. Een omwonende die in beroep gaat, kan niet met succes een besluit aanvechten op grond van regels uit het Bouwbesluit.
Dus?
Alhoewel het aantal beroepen kán toenemen (meer (rechts)personen zullen ontvankelijk zijn), is het niet mijn verwachting dat dat tot meer gegronde beroepen zal leiden. Net als eerder is mijn visie dat een zorgvuldige voorbereiding van besluiten (inclusief participatieproces), in veel gevallen zal leiden tot een “Raad van State-proof” besluit.
Stichtingen en verenigingen
Voor de volledigheid: stichtingen en verenigingen (=rechtspersonen) kunnen in het hele land actief zijn en zich roeren bij overheidsbesluiten. In 2018 is door de bestuursrechter bepaald dat zij ontvankelijk zijn in beroep als zij een duidelijke doelomschrijving hebben (‘behartigen van de bescherming van leefmilieu en natuurgebieden’) én in dat kader feitelijke werkzaamheden uitvoeren vóór het bestreden besluit.
Tot aan de uitspraak van 4 mei 2021, stelde de bestuursrechter dat men onder ‘feitelijke werkzaamheden’ niet alleen ‘informeren en procederen’ rekende. Voor ontvankelijkheid was meer nodig. Deze voorwaarde komt nu mijns inziens te vervallen. Dat betekent dat stichtingen en verenigingen die louter informeren en procederen in beroep ook ontvankelijk zijn. Ook voor hen geldt echter dat het relativiteitsvereiste een beperking betekent voor de gegrondheid van beroepen.
Vragen?
Ik help u graag bij uw omgevingsrechtelijke projecten.