In de tijden van Corona gaat het bestuursrecht natuurlijk ook gewoon door. Dat kan gelet op de redelijk strenge procesregels in het bestuursrecht voor mogelijke problemen zorgen. De afgelopen dagen zijn enkele uitspraken verschenen waaruit blijkt hoe de rechtspraktijk daar tot nu toe mee om gaat. In deze update bespreek ik drie onderwerpen met betrekking tot bestuursrecht en Corona.
Voorlopige voorziening: zitting niet verplicht
In beginsel zijn rechtbanken, gerechtshoven en bijzondere colleges gesloten en gaan alleen spoedeisende zaken door (met een zitting). Toch is het ook mogelijk om een voorlopige voorziening (een spoedeisende zaak) af te doen zonder zitting. De Afdeling heeft op 25 maart 2020 uitspraak gedaan zonder partijen op zitting te laten komen. De volledige uitspraak is nog niet gepubliceerd, maar er is al wel een tekstfragment hierover opgenomen in de meest recente Jurisprudentienieuwsbrief Bestuursrecht vanuit de rechtspraak.
Noodverordening is algemeen verbindend voorschrift
In de regio Zuid-Holland Zuid is de Noodverordening Coronavirus Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid vastgesteld. Hiermee is onder meer de weekmarkt in Dordrecht verboden. De marktkooplieden zijn per WhatsApp en per brief op de hoogte gesteld van deze Noodverordening en het feit dat door deze verordening de markten verboden zijn. De marktkooplieden hebben bezwaar gemaakt tegen het WhatsApp-bericht en de brief en hebben een voorlopige voorziening gevraagd.
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam verklaart het verzoek van de marktkooplieden niet-ontvankelijk. De brief en het WhatsApp-bericht zijn beiden geen appellabel besluit. Ook tegen de noodverordening staat geen bezwaar open: dit is een algemeen verbindend voorschrift en kan gelet op de artikelen 8:3, eerste lid, aanhef en onder a, en 7:1 van de Awb niet als een besluit kan worden aangemerkt waartegen bezwaar kan worden gemaakt.
Besluitvorming en Corona: uitstel mogelijk?
Het Corornavirus heeft ook invloed op bestuursorganen: zij moeten bijvoorbeeld thuis werken of zullen te maken krijgen met uitval van ambtenaren vanwege ziekte. Het kan zijn dat hierdoor de besluitvorming vertraging oploopt. Dit kan gevolgen hebben in de zin van dwangsommen of zelfs een vergunning van rechtswege. Hiermee rijst de vraag of bestuursorganen een ‘excuus’ hebben voor de vertraagde besluitvorming.
Het antwoord op deze vraag ligt in artikel 4:15 lid 2 onder c van de Awb. Indien het bestuursorgaan de bepalingen voor de beslistermijn uit de Awb in acht neemt, kan zij (zeer waarschijnlijk) op basis van dit artikel verder opschorten. De Memorie van Toelichting bij dit artikel spreekt over “een onmogelijkheid om te beslissen die veroorzaakt wordt door abnormale en onvoorziene omstandigheden buiten toedoen van het bestuursorgaan zelf en die ook buiten de risicosfeer liggen”. De algemene tendens onder advocaten is dat het Coronavirus wel als zo’n abnormale en onvoorziene omstandigheid kan worden aangemerkt.
Overigens moet het bestuursorgaan deze opschorting wél op een juiste manier aan de belanghebbende communiceren, waarbij er ook een termijn moet worden gegeven waarbinnen de beschikking dan wel verwacht kan worden. Doet het bestuursorgaan dat niet, dan zijn dwangsommen en een vergunning van rechtswege nog altijd mogelijk.
Heeft u vragen over lopende bestuursrechtzaken of aanvragen bij uw gemeente? Neem dan contact met ons op, wij helpen u graag.