De bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet wordt steeds vaker ingezet. Op grond van dit artikel kan de burgemeester een woning of een bedrijfspand sluiten indien daar drugs worden aangetroffen. Ook wanneer er ‘voorbereidingshandelingen’ worden getroffen, kan het pand gesloten worden. Dat kan ver gaan: ook wanneer je als eigenaar van het pand niets te maken hebt met de gevonden drugs kan het pand voor langere tijd gesloten worden.
Vorige week heeft de Raad van State een uitspraak gedaan, waarin nogmaals wordt benadrukt dat de duur van de sluiting van belang is voor de beantwoording van de vraag of de sluiting rechtmatig is. Dit past in de lijn die die de Raad van State de laatste tijd heeft ingezet: de rechtspraak wordt steeds meer ‘burgervriendelijk’ en er zijn meer kansen dan ooit om succesvol . In deze blog zal ik dat nader uitleggen.
Standpunt burgemeester duur sluiting pand
Als u een brief krijgt waarin de burgemeester aankondigt uw pand te sluiten, zal daar altijd een onderbouwing van de sluiting in staan. Meestal stelt de burgemeester zich op het standpunt dat de sluiting noodzakelijk is, omdat er een signaal naar de buurt moet worden afgegeven dat de gemeente hard optreedt tegen dit soort criminaliteit. Daarnaast moet aan drugsgebruikers duidelijk worden gemaakt dat er in het desbetreffende pand geen drugs gehaald meer kan worden. Hiermee zal de burgemeester een sluiting van drie, zes, of wel meer maanden rechtvaardigen.
Maar wat nou als er tussen het vinden van de drugs en het daadwerkelijk sluiten van het pand een aantal maanden (of zelfs een jaar) zit? Dan is het ondertussen voor gebruikers wel duidelijk dat er niets te halen valt. Het dat er nog een signaal moet worden afgegeven aan criminelen, dat mag niet voor rekening en risico komen van de eigenaar van het pand (zeker niet als hij niets met de drugsvondst te maken heeft gehad!).
Uitspraak Raad van State
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State benadrukt maar weer eens dat burgemeesters in de hiervoor genoemde gevallen streng moet kijken naar de noodzaak van de sluiting. De Afdeling overweegt als volgt:
“Tijdsverloop kan ertoe leiden dat sluiting van een pand op grond van deze bepaling redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een dergelijke sluiting worden gediend. Als een burgemeester een pand nog niet feitelijk heeft gesloten en daar nog wel toe wil overgaan, moet hij daarom opnieuw een beoordeling maken van de noodzaak van het alsnog sluiten als meer dan één jaar is verstreken sinds de datum dat de sluiting volgens het bestuursdwangbesluit in zou zijn gegaan.”
Het laatste gedeelte van dit citaat is interessant: op het moment dat er meer dan een jaar zit tussen het aankondigen van de sluiting en het daadwerkelijk sluiten, moet de burgemeester opnieuw toetsen of de sluiting nog wel noodzakelijk (en dus ook redelijk is).
Nu zal een jaar in de praktijk niet zo vaak voorkomen, maar het geeft wel aan dat de Afdeling meent dat burgemeesters strenger moeten kijken naar hun besluiten tot sluiting van een pand.
Praktijk: steeds meer burgervriendelijke rechtspraak
Deze uitspraak past binnen de lijn die de afgelopen tijd in de rechtspraak is ingezet: rechters kijken steeds kritischer naar besluiten van bestuursorganen, zeker ook in het licht van de toeslagenaffaire.
Op het moment dat u een besluit binnenkrijgt is het dan ook zaak om daar nog een kritisch naar te kijken (al dan niet door een advocaat). En het allerbelangrijkste is: ga op tijd in bezwaar! Want laat u die termijn lopen, dan is er géén mogelijkheid meer om tegen dit besluit op te komen.
Heeft u vragen over een sluiting van een bedrijfspand of woning op grond van artikel 13b Opiumwet? Neemt u dan gerust contact op!